Mijn hart kan geen rust vinden,
tenzij het helemaal op Jezus Christus steunt,
en dan smaakt het vrede.
Maar ik ben geneigd om deze rustplaats te verlaten
en wanneer ik dat doe,
begint mijn hart kwaad te brouwen.
Mijn kwaad humeur begint te koken,
of de een of andere zorg kwelt mij.
Een afgod trekt mij af,
of een dodigheid of flauwheid overvalt mij
en de gemeenschap met mijn Heiland is verbroken.
Als deze doornen in mijn vlees steken,
probeer ik niet, zoals ik vroeger deed,
ze eruit te trekken,
maar ik klaag het allemaal aan Jezus
en werp alle zorg op Hem.
Zijn werk is het te verlossen,
mijn werk om naar verlossing uit te zien.
(John Berridge)